HEENREIS EN VENEZUELA

Het land van de onbeperkte mogelijkheden

5 september.
“Mag ik in uw tas kijken” vraagt de douanier. “Ja, natuurlijk,” antwoord ik, “zal ik de spullen voor u eruit halen?” Het is niet eenvoudig om zo’n volgepropte tas te legen. Gelukkig wil hij alleen in het zijvak kijken. De vorige keer waren de reservebatterijen verdacht. Ditmaal zijn het de steeksleutels, schroevendraaiers, bandenplakkertjes en reserve binnenband. “Gaat u vliegen of fietsen, meneer?”vraagt hij. “Beide” antwoord Ik. Ik heb gelukkig alle tijd om het vliegtuig nog te halen, zodat ik alles weer geordend in de tas kan proppen. Het is altijd weer een hele klus om alle spullen in twee van die fietstasjes te proppen. Tussenstop in New York, in het land van de onbeperkte mogelijkheden. Voor mij is dit voorlopig het land van het lange wachten. Ik heb 22 uur om over te stappen op het vliegtuig richting Caracas, waar de fietsreis echt kan beginnen.
Ik breng mijn tijd door met twee Nederlandse studenten die net zoveel tijd hebben om over te stappen. Zij zijn op weg naar huis. Voor deze jongens was Amerika wel het land van de onbeperkte mogelijkheden. Ze hebben drie maanden vakantiewerk gedaan in een jeugdkamp in Texas via “Camp America”. Dat verdiende niet slecht maar het grote geld hebben ze, gek genoeg, met een auto-ongeluk verdiend. Door de schuldige van het ongeluk aan te klagen, krijgen ze van zijn verzekeringsmaatschappij een flink bedrag aan smartengeld uitbetaald. Erg veel hebben de jongens niet geleden van het ongeluk en van het smartengeld kunnen ze nog wel een paar jaartjes op vakantie gaan.

6 september.
Het inchecken verloopt niet erg vlot. Ik moet een fietsdoos kopen van $10, vervolgens $45 toeslag voor de fiets betalen en mijn ticket moet aangepast worden. Het eerste vind ik niet zo’n probleem daar United Airlines een goede maatschappij is en het tenslotte om de bescherming van mijn fiets gaat. Het tweede weiger ik want ik heb dit ticket juist gekocht omdat ik geen toeslag hoefde te betalen. Uiteindelijk gaat men hiermee akkoord. Helaas wordt de retourdatum op mijn ticket van acht maanden teruggebracht naar twee maanden. Dit is nodig om zonder visum toegelaten te worden tot Venezuela. Mijn terugreis wordt vastgesteld op 1 november. Dit moet ik in Venezuela dan maar weer veranderen. Belachelijke bureaucratie!

Voor het eerst in de tropen

7 september.
Carlo is net aangekomen en belt even naar huis. Als we de aankomsthal uitlopen komt de tropische hitte ons tegemoet. Steile tropische bergen doemen voor ons op. Het vliegveld ligt aan zee en het is maar goed dat we voorlopig de kust volgen, want om met deze tropische hitte bergop mijn fietsconditie te moeten opdoen lijkt me geen prettig idee. Het is druk op de weg en bij onze eerste stop worden we gewaarschuwd voor gewapende overvallers. Ik heb dit ook al in een aantal boeken gelezen, maar gelukkig beperkt deze onveiligheid zich tot de oude weg naar het 1000 meter hoger gelegen Caracas. Wij volgen de kust richting Los Caracas. We fietsen al snel op een rustige zandweg op het altijd veilige platteland.
In het begin van de middag is er al veel minder bebouwing en wordt het rustig op de weg. We fietsen door een prachtig gebied met links van ons de Caribische zee en rechts van ons steile bergen. Na Los Caracas wordt de weg slechter, met vreselijk steile hellingen. Op deze hellingen heeft men een wegdek van beton aangebracht waarin dwars over de weg gleuven zijn getrokken. Zonder deze gleuven zouden auto’s met nat weer niet omhoog kunnen rijden. Ook voor ons valt dat niet mee met deze tropische hitte. Na eerst even bang te zijn geweest dat het aan mijn slechte fietsconditie lag dat ik het zo heet begon te krijgen, zie ik dat ook Carlo iets verderop is gestopt om niet oververhit te raken.
Tegen de avond blijken er geen campings of hotels in de buurt te zijn. Ik had ze hier ook niet verwacht. Maar dat is geen enkel probleem, want we kunnen hier prima op het verlaten strand slapen. Voor Carlo is dit een geheel nieuwe ervaring. Hij heeft namelijk nog nooit onder de sterren geslapen. Het is helaas ook maar van korte duur want in het begin van de nacht begint het te regenen. Snel zetten we de tent op en net als we in de tent liggen stopt het met regenen. Leuk hoor!

Drinkwater uit een rivier

8 september
Was het gistermorgen nog druk op de weg, op deze zandweg is nauwelijks verkeer. Het is een leuke weg door een tropisch bos met veel kleine boerderijen met papaja- en bananenbomen. Onder een grote boom met enorme wortels pauzeren we. Bij het winkeltje ernaast vragen we om drinkwater. Ik had het eigenlijk niet hoeven vragen, want een jongen loopt met onze bidons naar de beek achter de winkel en vult ze. Het is te hopen dat onze magen tegen dit water bestand zijn, maar we hebben weinig keus.
De dorpen zijn hier gezellig en de negerbevolking geeft er een Caribisch sfeertje aan. Tussen de kleine boerderijen door fietsend, zien we plotseling een leguaan voor ons uit rennen. Het prachtig gekleurde reptiel rent tegen een schutting op. Net als ik een foto probeer te maken rent hij weer verder, maar een voorbijganger grijpt het dier bij zijn staart en houdt het voor ons vast. Zo kan ik prima foto’s maken. Ook als de man het dier loslaat kunnen we nog enkele foto’s maken, omdat de leguaan zo geschrokken is dat hij niet weg durft te rennen.

Palmenstranden

9 september
El Chico is een levendig stadje en vanaf het dakterras van ons hotel heb ik een mooi uitzicht over de drukke straten. Dat is maar goed ook want Carlo is “even” geld wisselen. Ik zit hier al bijna twee uur op hem te wachten. Rond tien uur is hij terug. Hij vond het geld wisselen een hele belevenis.
Eenmaal op de fiets zet hij er een flinke vaart in. Ik probeer hem wat af te remmen, want met zijn smalle randonneursbanden gaat het wel wat sneller dan met mijn brede mountainbikebanden. Bovendien is met 35 km per uur over een goede asfaltweg racen wat te veel van het goede onder deze warme en vochtige omstandigheden.
“Ho, stop, kom hier!” roept een agent. Er blijkt een roadblock te zijn waar behalve wij iedereen door mag rijden. “Waar gaan jullie naar toe”, vraagt de agent. “Naar Barcelona”, antwoorden wij. “En verder”, de agent spreekt een beetje engels en dat wil hij ook een keer gebruiken. Dat was de rede dat we moesten stoppen. “Brazilië”, vervolgen we ons antwoord. Daarna wil hij nog weten of we op de fiets gaan, hetgeen we beamen. Tenslotte zegt hij “Proficiat, ik ben bij de Guardia Nacional”, terwijl hij niet zonder trots naar een embleem op zijn jasje wijst. Ik knik, we geven elkaar een hand en we vervolgen onze weg.
Zonder dat we het in de gaten hebben rijden we niet meer in het tropisch regenwoud. Het is nog wel erg groen maar de vegetatie bestaat nu uit wat lagere bomen en struiken met doorns. Ook staan overal meters- hoge cactusplanten. Carlo heeft meer oog voor zijn kilometerteller dan voor de omgeving en zegt na tientallen cactusplanten gepasseerd te hebben plotseling; “Zie je daar die grote cactus!”
‘s Middags zoeken we het verlaten strand op. De smalle kuststrook is volgeplant met palmbomen. Tegen de avond gaan we terug naar het strand, ditmaal bij een net gerealiseerd strandcomplex. Veel huizen staan er nog niet in de directe omgeving en een half uur na zonsondergang zijn we alleen. Nou ja, alleen. ‘s Avonds krijgen we bezoeken in de vorm van een pad en veel muggen. ‘s Nachts houdt een krab ons uit de slaap.

Angstige nacht

12 september
In de loop van de middag verlaten we het strand van de badplaats Sta. Cruz. In de haven doen pelikanen zich tegoed aan het afval van de vissersboten. Eerder op de dag hebben we een man ontmoet die ons naar een winkel heeft gebracht waar we campinggas konden kopen. Ik ging er vanuit dat Carlo de brander voor niets had meegenomen, omdat er maar twee winkels in Venezuela zijn waar je campinggas kunt kopen. De man wil zelf ook een grote fietstocht door het Amazonegebied maken en vraagt ons om onze ervaringen over dit traject aan hem te schrijven.
Met een boogje rijden we om Barcelona heen. We blijken op een ongunstig tijdstip te zijn vertrokken. Nu moeten we net buiten deze grote stad een slaapplaats zoeken. Eenmaal uit de niet zo fraaie buitenwijken van de stad gaan we op zoek. In het eerste dorp is geen hotel en krijgen we geen toestemming om de tent op te zetten. Het begint donker te worden, daarom stoppen we bij de eerstvolgende kruising. Er is een terras met een slecht huis erbij in het bos langs een bruin riviertje. De arbeiders die hier bier drinken maken ons duidelijk dat het veel te gevaarlijk is om verder te gaan. We mogen gelukkig op het terras de
tent opzetten.
Rond middernacht is er iemand aan het hek en de honden gaan vreselijk tekeer. De eigenaar komt naar buiten om te kijken wat er aan de hand Is. Ik kijk onder het tentdoek door, maar de fietsen staan er nog. Het klinkt allemaal nogal angstaanjagend in deze omgeving. “Wilbert, ik ben bang”, zegt Carlo. “Rustig afwachten, de fietsen staan er nog en zolang je geen mes op je keel hebt is er niets aan de hand”, zeg Ik nuchter. Helaas stel ik Carlo hiermee niet gerust en hij blijft uit angst dan ook de hele nacht wakker.

El Tigre en het ministerie van justitie.

14 september
Ik zit in het prachtig aangelegde parkje van El Tigre. Ik zal hier nog wel enige uren doorbrengen. Zo’n plein in het midden van de steden en dorpen heeft altijd veel sfeer en is een echt sociaal centrum. Het is een speelplaats, maar nog meer een ontmoetings- en relaxplaats. Op zondagavond is het er altijd druk met jongeren die lopen te flaneren. Kijken en bekeken worden is het dan helemaal. Je kunt je ook nauwelijks voorstellen dat er net als eergisteren in een dorp als Cantaura zoveel mooie jonge meiden rondlopen. Voor Carlo zijn het moeilijke tijden, want hij heeft gisteren zijn geld en cheques in het hotel laten liggen. Vanuit El Tigre, waar hij erachter kwam, is hij terug gegaan naar het hotel. Geld en cheques waren natuurlijk verdwenen. Op verzoek van de hoteleigenaar heeft hij de politie er niet bijgehaald. In de taxi heeft hij tegen de afspraken in teveel betaald en hij heeft onze kaart van Venezuela laten liggen. Vanochtend wilden we aangifte gaan doen, maar dat bleek hier niet te kunnen. Carlo is weer terug gegaan naar Anaco, alwaar hij drie politiebureau’s heeft bezocht. Ze stuurden hem steeds weer naar het volgende bureau. Nu gaan we ten einde raad maar terug naar het politiebureau hier in El Tigre. Ook nu worden we weer naar Anaco gestuurd. Niemand kan een aangifteformulier invullen of weet bij welke van de drie soorten politie, dit wel mogelijk is. Ik ga zitten en vertel ze dat ik niet wegga voor ze me vertellen waar het wel kan. De agenten worden er al snel nerveus van en halen er weer iemand anders erbij. Deze probeert ons eerst weer weg te sturen naar Anaco, maar daar trappen we niet meer In. Dan komt hij op het idee dat het bij het Ministerie van Justitie misschien wel mogelijk is. Hij brengt ons erheen. Het is er druk met wachtende mensen. Om aangifte te kunnen doen moeten we buiten wachten, net als alle anderen. Men gaat op zoek naar iemand die voor ons kan vertalen. Er is veel belangstelling voor onze fietsen en reis. Het is jammer voor die rijke Texaan met zijn grote auto, waarmee hij nogal wil pronken, dat hiervoor niet zoveel belangstelling voor zijn auto is. De Texaan vindt het maar onzin dat we voor zo’n klein bedrag aangifte komen doen. Uiteindelijk is hij het verjaardagscadeau voor zijn zoon kwijt, te weten een paard van $40000. Maar gelukkig kan hij voor Carlo wel het één en ander vertalen. Na enige uren buiten te hebben gewacht komt Carlo, wonder boven wonder, naar buiten met het aangifteformulier. In ons goedkope hotel doet er zich het volgende probleem voor. We hebben de deur van onze hotelkamer nog niet open of er glipt een jonge vrouw naar binnen. Ze gaat op bed liggen en maakt geen aanstalten om te vertrekken. Carlo vraagt zich af wat me met haar aan moeten. Als ze nu mooi was had ze nog even mogen blijven, maar helaas. Ik stel me voor en geef haar een hand. Aan de hand trek ik haar naar buiten. Ik heb haar daarna niet meer gezien, dus was deze hint blijkbaar duidelijk.

de Arubaan

1 7 september
Het wil nog niet lukken met de nieuwe cheques van Carlo. De berichten uit Nederland hoe hij het één en ander moet regelen zijn steeds weer anders. Ik loop nog maar eens de Paseo Orinoco op, de gezellige boulevard langs de rivier. Cuidad Bolivar is heet, vochtig en een fraaie koloniale stad.
Bij de bakker spreekt een Arubaanse bouwvakker me aan. Hij werkt aan de restauratie van enkele oude panden aan de Paseo Orinoco. Het is een opmerkelijke en aardige man, die niet bepaald stil heeft gezeten in zijn leven. Hij heeft 35 kinderen, waarvan 9 in Nederland (Amsterdam en Groningen), 8 in de V.S., een aantal op Aruba en Puerto Rico en waarschijnlijk ook nog wel een stel hier in Venezuela.
Ik vertel hem over Carlo’s gestolen cheques. Hij vindt dat de criminaliteit hier een steeds groter probleem wordt. Ik vind dat het wel meevalt in vergelijking met Nederland. Hij kan zich daar wel in vinden. Een zoon van hem die in Amsterdam woont is ook een dief. Hij heeft weinig goede woorden over voor deze drugs gebruikende steuntrekker die bijverdient met stelen. “Maar, ja” denk ik, “het valt ook niet mee om als vader 35 kinderen over de hele wereld verspreid op het rechte pad te houden.”

Cerro Bolivar

20 september
We hebben toch nog goed geslapen. Gisterenavond duurde het namelijk even voor ik mijn draai gevonden had in de hangmat. Vooral overdag is zo’n ding heerlijk om in te luieren. Gelukkig krijgen we een ander ontbilt dan de mannen van de twee gezinnen waar we te gast zijn. Ze hebben nu al weer een paar pilsjes op. En ook gisteren ging er heel wat bier achterover. Maar ja, wat wil je als je in Cuidad Piar woont. Ergens in de savannen is deze stad bij een aantal ijzerertsmijnen uit de grond gestampt Er valt hier weinig te beleven. Voor ons kwam dat gisteren wel goed uit. Deze mensen nodigden ons uit, zodat ze een keer een andere zondag hadden dan normaal. Nadat onze gastheren flink wat bier hadden gedronken, hebben ze ons nog wat rondgereden in de omgeving. Er was weinig te beleven en helaas waren er ook geen hanengevechten. We worden met een bus opgehaald bij hun huis en krijgen een rondleiding. We zijn de enige bezoekers vandaag en hebben dus ruimte genoeg in de bus en een eigen gids.
De mijn is een 800 meter hoge heuvel die wordt afgegraven. Carlo vindt het geweldig al die grondverzetmachines. Hij werkt bij de ENCI bij Maastricht. Dit lijkt erop want ook daar wordt er een heuvel afgegraven. De mijn levert jaarlijks zo’n 2000 ton ijzererts op. Ze hebben nog een voorraad voor de komende 60 jaar. In de buurt zijn nog een aantal mijnen en er is er zelfs één die nog groter is als deze. Na afscheid te hebben genomen fietsen we naar de Gun-dam. Het is helaas een afgezet terrein en we mogen er niet door. We overnachten voor het hek in de hoop morgen iets te kunnen regelen om toch aan de andere zijde van de dam te komen. Veel zin om 200 km. om te rijden hebben we namelijk niet. Het Guri-damproject is na de Itaipu-dam de grootste ter wereld. Het voorziet 10 miljoen mensen van stroom. Ook zijn er veel staal- en aluminiumfabrieken in de buurt die gebruik maken van deze stroomvoorziening.

Het schaakspel

21 september
We melden ons al vroeg bij de poort. We kunnen wel een rondleiding krijgen maar mogen het terrein niet aan de andere zijde met de fiets verlaten. In het kantoortje zegt men dat we even moeten wachten. Er komt een lege vrachtauto aan en de chauffeur wordt gevraagd of hij ons mee wil nemen. Dat wil hij niet, maar de vrouw aan het loket zet achter op zijn vrachtbrief dat hij twee fietsen vervoert. Hij is er niet blij mee, maar gedane zaken nemen geen keer.
Het is lekker rustig op de goede asfaltweg na de dam omdat niemand deze weg mag gebruiken. De afstand tussen de dorpen wordt groter. Aan het savannen landschap verandert weinig. Er is wel af en toe wat meer bos met daarin houtskoolbranderijen.
Tegen de avond komen we in Upata aan, een klein levendig stadje met een gezellig pleintje. Na een heerlijke douche gaan we terug naar het plein. Ik moet naar de kapper maar kan er geen vinden. Ik spreek de meiden aan die een uur geleden mijn blauwe ogen erg mooi vonden. Ze vinden het wel leuk om me naar de kapper, een paar straten verderop, te brengen.
Later op de avond is er muziek op het plein. Maar mijn aandacht gaat meer uit naar een stel mannen die zitten te schaken. Na een partij bekeken te hebben vraagt de winnaar of ik tegen hem wil spelen. Zijn agressieve spel overrompelt me geheel. Inmiddels komen er wat meer mensen kijken. De man wil nog een keer tegen me spelen. Ditmaal ruil ik al snel een loper tegen een pion, dat is geen goede deal. Ik begin zenuwachtig te worden van al die mensen om me heen. Gelukkig maak ik geen blunders meer en mijn spel met de pionnen is beter in de eindfase. Mijn tegenstander is er niet erg gelukkig mee, hij geeft op. Zijn koning gooit hij niet om want dan ziet iedereen dat hij verloren heeft. Dus gooit een vriend van hem, die het niet helemaal begrijpt, mijn koning om. Ik zet hem weer overeind en gooi de andere koning om. Mijn tegenspeler loopt boos weg.

Roland

23 september
We zijn net terug op de hoofdweg. In de verte zien we Roland zijn tent opruimen in de berm. Roland is een Oostenrijker die al meer dan een jaar op reis is met de fiets. Gisteren kwamen we hem tegen in een restaurant langs de weg. Wij reizen wat comfortabeler dan Roland en hebben, in plaats van hier in de berm, in een hotelletje in El Callao geslapen. Zeker zolang er hotels zijn langs de route en ze niet veel meer dan fl. 5,— per nacht kosten willen we nog genieten van deze luxe.
Roland is aan een wasbeurt toe, want zijn shirt en broek zijn wit uitgeslagen van het zout. Behalve dat hij zich niet wast wil hij ook zo min mogelijk geld uitgeven. in een restaurant in El Dorado bestellen we alledrie een vreselijk duur bord spaghetti van wel fl. 3,-- per persoon. Als we het eten krijgen, bestelt Roland het weer af. Hij is bang dat als wij het eten betalen, hij ook moet betalen. Hij is gewend om zich voor te doen als een arme reiziger en probeert zo onder het betalen van het eten uit te komen. Hij vertelt ook nooit direct dat hij uit het rijke Oostenrijk komt maar dat hij in de buurt van Tsjechië woont. Dat klinkt dan een stuk minder rijk. In plaats van de spaghetti maakt hij een smakeloze pap, die naar zijn zeggen niet alleen heel goedkoop is maar ook nog veel vitaminen en mineralen bevat. Volgens mij heb je om te fietsen alleen veel koolhydraten nodig, maar ook die zitten er volgens Roland in. Wat hij overhoudt van de pap doet hij voor later in een plastic zakje. Toch had hij liever die heerlijke spaghetti gegeten, maar voor hem is het een soort sport om zo goedkoop mogelijk te leven. Daarom moet hij nu toekijken hoe wij die heerlijke spaghetti opeten.
Bij El Dorado steken we een rivier over. Deze rivier is de grens tussen de savannen en de tropen. De weg is onlangs geasfalteerd en loopt door een prachtig stukje tropisch regenwoud. Met het verbeteren van de weg zijn er ook meer mensen dit gebied ingetrokken. Overal zie je kleine houten huisjes met net gekapte stukjes bos. Er wordt veel maïs verbouwd en rond het huis staan bijna altijd papaja- en bananenbomen. Bij ieder huis staat het huisnummer dat gelijk is aan het aantal kilometers dat het huis verwijdert is van het begin van de weg in El Dorado.
Het dorp “km 88” halen we vandaag niet meer. We vragen of we bij een paar huizen de tent mogen opzetten. Roland vindt dat nogal raar, want hij zet zijn tent altijd daar waar niemand hem ziet langs de weg. Wij vinden het juist fijn om in de buurt van mensen de tent op te zetten. Zo heb je ‘s avonds nog wat aanspraak, je bent voorzien van drink- en waswater en soms kun je wat eten kopen of word je zelfs uitgenodigd om wat te komen drinken of eten. Als we om water vragen om ons te wassen, begrijpt Roland er helemaal niets meer van. Hij wast zich wel als hij een keer waterval tegenkomt. Wij vinden na
een warme tropische fietsdag een douche, met behulp van twee boven je hoofd uitgeknepen bidons, een heerlijke verfrissing. Als we ook nog onze kleren wassen, denkt Roland dat we helemaal gek geworden zijn. Bij het opbouwen van de tent maken we een enorme blunder. We hebben niet op de windrichting gelet. Als we in de tent liggen, vraag ik me af waar die enorme stank vandaan komt. “Maar Wilbert,” zegt Carlo, “heb je dat dan nog niet geroken? Die Roland stinkt een uur in de wind.” Helaas was het iets langer dan een uur en slapen we de rest van de nacht in de onfrisse buitenlucht.

Gran Sabana

25 september
Gisteren zijn we na een lange klim op de hoogvlakte van de Gran Sabana gekomen. De Gran Sabana Is een groot gebied dat is ontstaan doordat de indianen regenwoud hebben platgebrand. De begroeiing bestaat uit tropisch grasland met in de lager gelegen vochtige delen stukken bos. Het is een fraai heuvelachtig gebied op een hoogte van ruim 1000 meter dat bekend staat vanwege zijn tafelbergen, mooie watervallen en de Salto Angel. Dit is de hoogste waterval ter wereld. Deze ligt niet op onze route en is nogal duur om te bezoeken, omdat je er per vliegtuig naar toe moet. Je bent dan aangewezen op dure toeristenhotels. Gelukkig zijn er langs deze weg naar Brazilië nog veel andere en mooiere watervallen.
In de middag komen we bij de Salto Kama aan. Vlak voor dit riviertje zich 40 meter naar beneden stort, kun je er een heerlijk bad in nemen. In hoogte stelt deze waterval niets voor ten opzichte van de bijna 1000 meter hoge Salto Angel, maar qua schoonheid wint ze er zeker van. Als we rond de waterval lopen komen we ook voor het eerst in aanraking met zandvliegjes. Al snel zitten onze benen vol met kleine bloedvlekjes, die vervelend jeuken.
‘s Avonds zetten we onze tent op bij een beekje. Enkele honderden meters verderop is er weer een waterval. Maar omdat het al donker is besluiten we morgen pas te gaan kijken. Eenmaal in slaap worden we wakker van de jeuk. De tent zit vol met zandvliegjes. Ze zijn zo klein dat ze door het muskietennet van de tent heen kunnen. Snel smeren we ons in met muggenolie en kruipen we in de slaapzak. Dat is wel warm maar het helpt.

BRAZILIË

Plakkende klei

27 september
We zijn Brazilië nog niet binnen of het begint te regenen en daarnaast doet er zich nog een ander probleem voor. We kunnen op de grens geen dollars wisselen en de dichtstbijzijnde plaats waar dit wel kan ligt twee â drie dagen fietsen verderop. Gelukkig hebben we nog wel wat eten ingeslagen en hebben we ons geld uit Venezuela (fl. 12,—) kunnen wisselen.
De afdaling het enorme Amazonegebied in was vanochtend nog goed te fietsen, maar nu we eenmaal in de vlakte zitten bestaat de weg uit klei. Soms is de samenstelling van de klei door de regen zodanig dat hij gaat plakken. Carlo heeft met zijn smalle banden nog niet zo veel problemen, maar aan mijn grove brede banden blijft zoveel klei plakken dat de fiets vast loopt. Zo kom ik niet meer vooruit. Vooral door de te kleine opening van het slot loopt het achterwiel vast. Dus haal Ik het slot er maar af. Gelukkig wordt de weg langzaamaan droger en kunnen we weer prima fietsen.
Nu we eenmaal in het Amazonegebied zijn afgedaald zien we nog maar weinig bos om ons heen. Aan beide zijden van de weg is het bos verdwenen ten behoeve van grootschalige veeteelt. Slechts in de verte zien we bos. Een nadeel van deze grootschaligheid is dat er weinig mensen wonen langs de weg wonen en er dus geen winkels zijn en ook bijna geen restaurants. Dat heeft natuurlijk als voordeel dat we ons kleine beetje Braziliaanse geld niet meteen uit kunnen geven. De komende twee dagen zullen we het nog hard nodig hebben. Aan beide zijden van de weg is er prikkeldraad, hetgeen erg lastig is om je tent op te zetten. Je moet hier nooit ongevraagd je tent in een weiland opzetten, want alle grootgrondbezitters en hun personeel lopen met geweren rond en deinzen er niet voor terug deze te gebruiken. Het is al donker als we eindelijk een plekje zien. Het is een uitstekende plaats, bij een wegwerkerkamp. Ze hebben een grote keuken en we kunnen aanschuiven voor het avondmaal. De arbeiders hebben allen hun hangmatten in een grote noodschuur gehangen. Veel privacy hebben ze er niet, want om de meter hangt er een hangmat. Het is een grote warboel van hangmatten en kleding. Ze slapen met ongeveer honderd man in één ruimte.

Lekke banden

28 september
We zijn al vroeg op weg na het ontbijt in het werkkamp. Al snel halen we Roland weer in, we hebben ongeveer het zelfde reistempo en komen elkaar zodoende vaak tegen. Roland heeft honger en vraagt om wat brood. We hebben het zelf hard nodig, maar ik kan hem hier ook niet laten verhongeren. Waarom hij gisteren niet bij het werkkamp is gestopt begrijp ik niet.
Tussen de middag blijkt in een restaurant dat hij nog genoeg geld heeft om eten te kopen. Hij wilde het niet uitgeven en daarom had hij geen eten bij zich. Ik vind dat nu we door ons eten heen zijn en nog maar fl. 5,— hebben, hij voor ons wel een pak koekjes kan kopen. Met forse tegenzin doet hij dat gelukkig. De kleiwegen hier zijn uitstekend en met 25 km per uur kun je hier makkelijk fietsen. Al snel doet er zich een probleem voor. De banden van Carlo zijn te smal om dit tempo aan te kunnen. Bij deze snelheid slaat ieder steentje dat hij raakt tegen de velg en heeft hij weer een lekke band. Het is zijn eigen schuld, want in Nederland hebben we afgesproken dat hij brede banden zou monteren. Ik zag het toen niet zitten dat hij met zijn smalle en veel snellere banden op het asfalt steeds op mij zou moeten wachten en dat ik op de zandwegen steeds zou moeten wachten op het banden plakken. Plus dat je met die smalle banden niet overal kunt fietsen en het vaak lastig is om in warme gebieden banden te plakken. Om geld te besparen heeft hij geen andere wielen gemonteerd. En dat terwijl ik voor hem bereid ben geweest de route te verleggen en daarmee fl. 800,— extra uit te geven. In Nederland dacht hij dat het die grof geld verdienende Ingenieur uit Arnhem wel niet zoveel uit zou maken. Toevallig blijkt hij netto 15% meer te verdienen dan ik, woont hij nog thuis en loopt zijn hoge inkomen ook tijdens deze reis door. Hij spaart dus in de drie maanden dat hij meereist. Zelfs nu dit blijkt, vindt hij dat hij juist heeft gehandeld. Ik kan me hier geheel niet in vinden.
Roland en ik zijn verbaasd dat Carlo in zijn smalle buitenbanden super lichte en dus dunne binnenbanden heeft. Geen wonder dat hij op deze uitstekende zandweg lek rijdt. Bij de derde lekke band binnen vier km. ziet Carlo het niet meer zitten en gooit zijn fiets uit frustratie in de berm. Juist op dat moment passeert één van de weinige auto’s die hier rijden. De chauffeur trapt op de rem en vraagt of hij kan helpen. Carlo kan met hem mee naar Boa Vista, waar hij nieuwe banden kan kopen. We spreken af dat we elkaar de volgende ochtend bij het postkantoor zullen treffen.
Samen met Roland overnacht ik bij een restaurant langs de weg. Ik geef er mijn laatste geld uit. Roland begrijpt er niets van dat ik na er gegeten te hebben zomaar mijn maaltijd betaal. Hij vindt me net een priester, ik vind hem een rijke bedelaar. In dat rijke kan hij zich niet zo vinden, maar een beetje bedelaar vindt hij zichzelf wel. Dat hoort erbij als je zolang onderweg bent, want anders wordt het een onbetaalbare reis. Ik vind dat hij er beter aan gedaan had zijn geld normaal uit te geven en niet zo stom te zijn om zijn Braziliaanse geld een jaar te bewaren. De inflatie Is misschien nog maar een kwart van twee jaar geleden, maar toch nog altijd 300% per jaar. De fl. 150,-- die hij heeft bewaard zijn nu dus nog maar fl. 50,— waard. Daarvan had hij toch mooi 10 dagen redelijk kunnen eten in dit, vanwege de lange aanvoerroutes, dure deel van Brazilië. Met Roland kan ik heerlijk discussiëren over hoe stom we elkaar vinden. Met Carlo is dat ondenkbaar. Die klapt bij veel kritiek dicht. Ook staat Roland voor veel meer dingen open. Hopelijk komen we hem nog vaker tegen.

Het wilde westen

1 oktober
Het is nog vroeg wanneer we opstaan. Omdat er geen elektriciteit is gingen we gisteren met de kippen op stok. Zo hoort het in de tropen, de dagen zijn kort en vroeg in de ochtend is het heerlijk om te fietsen. In het bos horen we een schreeuw, de boer waar we de tent hebben opgezet rent het huis uit, terwijl hij zijn geweer laadt. Even later komt hij terug zonder een schot te hebben gelost. Het is een eenvoudige boerderij, die nog in aanbouw is. Het lijkt erop alsof deze mensen hier pas enkele weken geleden zijn aangekomen. In het maïsveld achter de boerderij liggen de net gekapte bomen nog. Ze hebben net een put uitgegraven en er staan nog geen grote bomen op de boerderij. Het water uit de putten is steeds van goede kwaliteit. We hebben dan ook nog geen darmklachten gehad.
Het is stoffig op de wegen en iedere keer als er een vrachtauto passeert ontstaat er een flinke stofwolk. Carlo vindt er weinig aan om door dit boerenland te fietsen. Ik geniet van het heerlijke fietsklimaat en de aparte sfeer die dit gebied uitstraalt. Alle boerderijen langs de weg staan in een soort boomgaard met citroen-, sinaasappel-, papaja-, avocado- en bananenbomen. In de dorpen waan je je vaak in een “wild­west”-film. Aan beide zijden van de weg staan houten huizen en er zijn veel mannen te paard met
geweren. Ook hebben veel mannen een cowboyhoed op. De slager staat buiten op straat met zijn vlees. Deze dorpen zijn een ontmoetings- en inkoopcentrum voor de boeren in de omgeving.
De weg naar Manaus is rond 1975 aangelegd en wordt meestal in het regenseizoen afgesloten. Bij de aanleg hebben de Indianen nog met gifpijlen op de arbeiders geschoten en er doen ook nog wilde Indianenverhalen de ronde. Vlak voor Manaus gaat de weg ook nog door een Indianenreservaat, waar zich ook in de tachtiger jaren nog problemen hebben voorgedaan.
De houten bruggen in de weg zijn van slechte kwaliteit. Vaak lijkt het alsof bij de eerste regenbui de fundatie van de brug zal wegspoelen. Soms zijn de bruggen al zo slecht dat men de oude bruggen weer gebruikt. Die oude bruggen stellen al helemaal niets voor. Je bent al blij als je er met de fiets over kunt en dan te bedenken dat er vrachtauto’s van zo’n vijftig ton overheen rijden.

Alemania

2 oktober
Ik knijp in de remmen. Zag ik dat goed? Dat leek wel een Duits nummerbord op die vrachtauto. Ook de vrachtauto stopt. Het is een Duits paar dat met een aangepaste vrachtauto op trektocht is door Zuid-Amerika. Het is nogal vreemd om op dit traject nog andere toeristen tegen te komen en daarom is het wel een leuke ontmoeting. Tevens is het een goede gelegenheid om reiservaringen uit te wisselen. Ze zijn blij te horen dat er een niet al te moeilijk traject voor ze ligt. Ze hebben genoeg van al die slechte wegen en willen tegen het einde van hun reis wat makkelijker reizen. Ze hebben nog wat goede tips voor onze route in het zuiden van Brazilië, alwaar hij enkele maanden heeft gewerkt. We besluiten samen te kamperen bij een beek. Het water in de beek stroomt redelijk snel. Dit is een mooie gelegenheid om een bad te nemen. Bij stilstaand water moet je in de tropen namelijk altijd voorzichtig zijn.
De Duitsers hebben hun vrachtauto in Duitsland omgebouwd tot kampeerwagen en per schip over laten komen. Voor het rijden in het hooggebergte hebben ze geen aanpassingen aangebracht. Wat me verbaast is dat ze geen kaarten van Zuid-Amerika hebben. Ze reizen geheel op reisgidsen. Daar staan kaarten in en trajectbeschrijvingen, maar natuurlijk niet zo gedetailleerd als op een goede kaart. Nu zijn er wel geen goede kaarten van Zuid-Amerika, maar als je de reisgidsen volgt kom je alleen op de gebaande paden. Een voordeel is natuurlijk wel dat je niet zo snel voor verrassingen komt te staan. Met de fiets is dat meestal geen probleem, maar met de auto kun je bijvoorbeeld vast komen te zitten op een weg waar niemand je te hulp komt.

Manaus

7 oktober
Het is altijd weer even op adem komen als je in een grote stad komt. Je kunt weer goed eten, geld wisselen, wassen, inkopen doen en plannen maken. Manaus is een vreemde stad. Het is groter dan Amsterdam maar in het regenseizoen is het als het ware een eiland aan de Amazonerivier. De weg uit het noorden wordt In het regenseizoen gesloten en de in 1985 aangelegde asfaltweg uit het zuiden is al enkele jaren gesloten. Aanvoer van producten geschiedt dan ook per schip. Alle vrachtauto’s uit het zuiden moeten de laatste 1000 km. per boot reizen. Het was dan ook een vreemde gewaarwording dat de laatste 300 km. tot op de rand van de stad nauwelijks bos was gekapt en we rechtstreeks vanuit het tropische regenwoud de stad inreden. Toch was Manaus eens een zeer rijke stad. In de tijd dat de vraag naar rubber ontstond en er nog geen rubberplantages waren in Azië en Afrika, werd hier veel geld verdient met het tappen en verhandelen van rubber. De rijke rubberbaronnen lieten fraaie theaters bouwen en artiesten uit Europa overkomen. Het enige mooie bouwwerk van Manaus stamt dan ook uit de rubbertijd en is een theater.
We denken erover om eventueel een boottripje wat dieper het Amazonegebied in te maken. Als we met iemand van een reisorganisatie zitten te praten, komen er drie vrouwen aan ons tafeltje zitten. Eén van de vrouwen tilt voor Carlo de rokken op en Carlo weet te vertellen dat ze geen onderbroek aan heeft. Het lijkt erop dat deze vrouwen een zeer oud beroep hebben en op zoek zijn naar klanten. Het valt ze op dat we niet overal even bruin zijn. Dan bega ik een foutje. Ik laat het contrast tussen mijn bruine en witte lichaamsdelen zien door mijn korte broek een halve centimeter omhoog te schuiven. Dat had ik niet moeten doen. Razendsnel schieten twee vrouwenhanden naar voren mijn onderbroek in. De vrouw met duidelijk de meeste ervaring weet de gevoelige plekjes haarfijn te vinden. Als we niet al te enthousiast reageren, gaan ze op zoek naar echte klanten.

Op de Rio Madeira

12 oktober
We zijn al enkele dagen op weg naar Porto Velho. We zitten het grootste deel van de dag voor op het ponton. Op het ponton staan ongeveer dertig vrachtauto’s en het is gezellig aan boord. Enkele chauffeurs hebben zelfs hun gezin bij zich. We hebben onze tent tussen de vrachtauto’s opgezet. Drie keer per dag gaan we naar de duwboot om te eten. Het eten aan boord is uitstekend en zeker gezien de prijs voor deze trip een meevaller. Voor vijf dagen, zo’n 1000 km, inclusief eten hebben we per persoon slechts fl. 65,-- betaald. De vrouw die kookt is nogal handtastelijk en heeft het vooral op Carlo voorzien.Hij voelt zich er duidelijk niet prettig bij. Ik heb haar maar snel duidelijk gemaakt dat ze van mij af moet blijven, hetgeen Carlo nog niet is gelukt.
Voor op het ponton zien we het tropische bos aan ons voorbij glijden. Af en toe staat er een huisje of een dorp en soms vaart er een kano langs. Een enkele keer komt er ook een kano langszij voor wat ruilhandel. Aan geld zullen deze mensen, vissers en boeren, weinig hebben. Want met de Braziliaanse inflatie zal het geld wanneer ze weer eens in de bewoonde wereld komen niets meer waard zijn. We zien veel vogels, springende vissen en regelmatig dolfijnen. Ook heb ik een grote kaaiman gezien. Indien we niet teveel op zandbanken lopen zal de tocht vijf dagen duren.

Drijvend paspoort

13 oktober
Het is al bijna donker als we in Porto Velho aanmeren. Er liggen veel andere boten en onze boot zal pas in de loop van de volgende dag worden gelost. We besluiten via de smalle loopplank een steile heuvel op te gaan om tijd te winnen. Het is al bijna donker als we de fietsen op de oever hebben. Nu moeten we nog de steile glibberige heuvel op. Carlo gaat afscheid nemen van de bemanning. Ik roep hem nog na want hij neemt de zaklamp mee, die ik nodig heb om de heuvel op te lopen. Hij hoort me niet en dan bega ik een enorme blunder. In plaats van te wachten tot hij terug is, breng ik de tassen en fietsen al wat hoger op. Ik leg mijn tassen halverwege de heuvel omdat boven op het haventerrein veel jongeren rondlopen. We zijn gewaarschuwd voor diefstal in de haven door de anderen op de boot. Ik controleer of ze goed liggen, maar het is nogal donker. Net als ik mijn fiets naar boven breng, hoor ik één van mijn tassen naar beneden glijden. Het is donker, ik roep Carlo, die er al snel aankomt met de zaklamp. We zien de tas niet, maar gelukkig ziet één van de chauffeurs de tas drijven. De tas drijft af, daarom gaan we een stok halen om hem naar de kant te trekken. De stok is net te kort, daarom ik ga een langere stok halen. De tas begint langzaam te zinken, we zullen er naar toe moeten zwemmen. Als ik terug kom loopt Carlo al de oever af. “Kun je zwemmen vraagt de chauffeur.” “Ja,” zeg ik, “hou je van zwemmen Carlo?” “Ik wel.” roept Carlo. “Zitten er hier krokodillen.” “Hier in de haven niet,” roep ik optimistisch terug en loop achter hem aan de oever op. Als ik bij het water ben komt Carlo al terug gezwommen. Gelukkig de tas is uit het water. Nu maar hopen dat de fotoapparatuur niet teveel heeft geleden. Paspoort en cheques drogen wel weer op. Wel zijn er enkele stempeltjes in de pas bijna uitgewist. Tjonge, jonge, hoe kon ik nu zo stom zijn om de tas in het water te laten glijden! Carlo is blij nu ook eens een positieve bijdrage aan de reis te hebben geleverd. Na de spullen te drogen te hebben gelegd gaan we in de stad nog wat drinken op de goede afloop.

Modderbergen

20 oktober
Gisteren hebben we onze exit-stempels gehaald in Brasileia. Nu zijn we op weg naar de grens met Peru. We willen vandaag 120 km. naar Assis Brasil fietsen. Het schiet lekker op over de goede zandweg. Van de beruchte heuvels op deze weg is nog niets te zien. Rond het middaguur komen we bij een grote kroeg, waar we even heerlijk in de hangmat kunnen hangen en wat kunnen drinken.
Schoot het vanochtend nog lekker op, hier is bijna geen doorkomen aan. De één na de andere kleine steile heuvel. De stijgingspercentages liggen tegen de 30%, maar de heuvels zijn zo kort dat je normaal door de snelheid van het afdalen zo de volgende heuvel op zou kunnen rijden. Nu is het omhoog komen tegen deze natte heuvels al zeer lastig, maar nog moeilijker zijn de kleine modderdalen. Dit zijn vervelende diepe modderpoelen waardoor je de fiets moet trekken en dragen. Er lijkt geen einde aan te komen. Er komt ons zelfs een vrachtauto voorbij. Wat die hier te zoeken heeft weet ik niet. Op de volgende heuvel glijdt hij dan ook gewoon weer terug. De chauffeur biedt ons een lift aan, maar we duwen liever onze fiets omhoog dan die vrachtauto. Net als we de vrachtauto voorbij zijn, probeert hij omhoog te rijden. Hier ben ik niet blij mee, want we staan op een holle weg en kunnen moeilijk de weg af vluchten. De chauffeur heeft daar geen boodschap aan en geeft gas. De auto glijdt alle kanten op maar vindt gelukkig een spoor vlak langs ons heen. Een paar heuvels verder staat hij weer vast en ditmaal lukt het hem niet omhoog te komen. Normaal help je elkaar in dit soort omstandigheden, maar hij had daarnet ook lak aan ons leven. Dus hij bekijkt het maar en we fietsen hem voorbij.
De 120 km. naar de grens halen we vandaag niet. We moeten weer eens overnachten bij een boeren­nederzetting. Carlo begint voor de zoveelste keer te zeuren dat hij hier helemaal niet wil fietsen, maar dat hij meer tijd in het hooggebergte wil doorbrengen. Ik ben dat gezeur spuugzat en ik vind dat ik mijn reis al genoeg aan hem heb aangepast Vooral omdat we door zijn toedoen veel tijd hebben verloren en ik me al flexibel genoeg heb opgesteld. Nu heb ik weinig keus. Ik voel er weinig voor om door deze modder terug te gaan om via Brazilië en Bolivia naar Rio de Janeiro te reizen. Als hij gisteren over was begonnen had ik vroegtijdig afscheid van hem genomen. Hoe hij dan verder aan geld was gekomen was dan zijn zaak geweest. Want geld kan ik hem wel meegeven, maar aan mijn cheques heeft hij niets. In Bolivia kan hij pas weer cheques halen.

PERU EN BOLIVIA

Het varken en het schaap

21 oktober
De laatste modderheuvels vielen gelukkig mee. In het begin van de middag kunnen we de grensrivier doorwaden. Het water komt maar tot kniehoogte. Onze stempel in het paspoort krijgen we pas 300 km. verderop in Puerto Maldonado. Wel moeten we ons wel melden bij de douane. Erg formeel gaat het er in deze uithoek niet aan toe. De beambten zitten in korte broek achter het bureau.
Om tijd te winnen willen we tot aan het begin van de bergen gaan liften. Na 20 km. komt de eerste auto voorbij. Het is een vrachtauto en we kunnen achter in de bak. Via een klein houthakkerskamp in een dicht bos vervolgen we onze weg. Iedereen die wil mag mee. Eerst komt er een man met twee gekapte
kleine bomen bij. Dan een vrouw met twee zakken maïs en twee biggen. Bij de volgende stop doet zich een probleem voor. Net als twee mannen een varken in de vrachtauto willen tillen, komt een schaap het gillende varken te hulp. Eén van de mannen moet het varken laten vallen en aan de kant springen om niet geramd te worden door het schaap. Nu moeten twee andere mannen het schaap vast houden om het varken te kunnen laden.
Het is al donker als we Iberia binnen rijden. Snel zoeken we een hotel op. Het is geen onaardig plaatsje, maar al die dode en op de rug liggende, spartelende kakkerlakken zien er toch wat naar uit. Het lijkt erop dat men net gif heeft gestrooid om een kakkerlakkenplaag te bestrijden.

Hualla Hualla

28 oktober
Heel voorzichtig kom ik mijn bed uit, onderwijl langzaam het dikke pak dekens opzij schuivend. Ik weet dat als ik me iets sneller beweeg ik braakneigingen krijg. Ik loop zo langzaam mogelijk naar beneden. Een kop thee lijkt me wel lekker. Niet teveel suiker erin, want voor het verteren van de suiker heb ik hier op een hoogte van 4700 meter geen zuurstof. Ik besluit toch maar een beetje suiker in de thee te doen, omdat ik toch wat energie nodig heb om te fietsen. Aan een normaal ontbijt moet ik nu even niet denken. Ik sta op om de fietstassen te halen, maar dat valt tegen. Ik ben duizelig en moet weer even gaan zitten. De tassen heb ik nu beneden. Gelukkig haalt de gastheer met zijn dochtertje de fiets naar beneden. Ik vraag me af of hij veel gasten zal hebben in dit hooggelegen hotel. Eenmaal op de fiets voel ik me alweer een stuk beter. In twee dagen 4000 meter klimmen was op zich geen probleem, alleen had ik gisteravond meteen af moeten dalen. Maar om toch nog iets van de pas te zien, ben ik op deze hoogte gebleven. Nu hoef ik nog maar naar 4820 meter te klimmen om de Hualla Hualla-pas te berijken. Carlo haakte gisteren op bijna 4000 meter af met hoogteziekte en is weer een stukje afgedaald.
Ik ben nog maar net aan het dalen en voel me alweer een stuk beter. Het weer klaart op en de zon komt door. Ik kan even lekker n de zon op temperatuur komen en van de besneeuwde toppen om me heen genieten. Er stopt een vrachtauto. De chauffeur zegt dat Carlo een paar km. terug fietst. Dit is een uitstekende plek om op hem te wachten.
Anderhalf uur wachten vind ik genoeg. Ik fiets terug de pas op. Dat valt tegen, want meteen voel ik de bonkende hoofdpijn opkomen. Ik draai weer om en daal af. Plotseling hoor ik Carlo roepen vanaf één van de S-bochten boven mij. Samen dalen we snel verder af tot aan een groepje militairen. Geweren worden op ons gericht Er staat een vrachtwagen vol met militairen met allemaal geweren die op ons gericht zijn. Als blijkt dat we toeristen zijn, moeten we een aantal keren op de foto met steeds weer andere militairen. Met al die geweren op ons gericht weigeren we dit natuurlijk niet
In Ocongate, een dorp met een aardig pleintje, is de sfeer heel anders dan aan de andere kant van de pas. Op het plein zitten allemaal Indianenvrouwen met bolhoedjes hun handelswaar te verkopen. De bevolking is hier bijna geheel Indiaans en iedereen loopt met een dik pak kleren aan.

De afdaling

29 oktober
Na een ontbijt op het pleintje fietsen we al vroeg Ocongate uit. Al snel klimmen we richting 4000 m. Het verbaast ons dat er op deze hoogte zoveel bewoning is. Indianen bewerken aardappelveldjes op zeer steile berghellingen. Lekker is de geur van de vele eucalyptusbomen. Op de eerste pas van 4050 m., zit een groep Indianen. Hun klederdracht is prachtig. Helaas is foto’s maken vaak lastig omdat de mensen dit niet willen.
Voor we afdalen naar Urcos, blijkt er nog een pas van 4300 m. hoogte te zijn. Hierop hadden we niet gerekend. Op de kaart leek het zo’n klein stukje, maar nu blijkt Urcos 50 km. verderop te liggen. Vandaag geld wisselen en mijn ticket annuleren in Cusco zit er niet meer in. Ik loop nu het risico mijn terugreis van Caracas naar New York te verliezen. Maar er zit weinig anders op dan genieten van deze prachtige bergen.
Halverwege de middag zijn we eindelijk boven op de pas. Het uitzicht is schitterend. Onder ons, zo’n 1000 meter lager, ligt Urcos. Er ligt 40 km. slingerweg aan onze voeten. Na iedere bocht is het uitzicht weer anders. In het begin kijk ik nog vaak achterom, maar later niet meer. Dit heeft weinig zin, want als je even wacht draait de weg vanzelf de andere kant op. Carlo rijdt lek en ik fiets vooruit. Hopelijk kan ik geld wisselen In Urcos. We spreken af op de plaza.
Urcos heeft een gezellige plaza met een fraaie kerk. Helaas kan ik er geen geld wisselen. Daarom ga ik ergens op het pleintje zitten, genietend van al die fraaie mensen die hier rond lopen. Veel geld hebben we niet meer. Gelukkig kunnen we nog net kip met friet en een waterijsje betalen. Voor het donker wordt fietsen we over een goede asfaltweg richting Cusco. Een geschikte plek om wild te kamperen vinden we niet in dit dichtbevolkte dal. We zijn dan ook blij als we bij mensen in een huis dat in aanbouw is mogen slapen.

De skipiste

7 november
Al in het centrum van La Paz, de hoogst gelegen hoofdstad ter wereld, begint de weg te klimmen. Op een afslag van de autostrada vertelt men ons dat er een kortere weg naar Chacaltaya is. We wagen het er op. De weg is steil en al snel ligt La Paz ver onder ons. Het lijkt erop dat we in de goede richting fietsen, maar er zijn steeds minder mensen om het te vragen en steeds meer zandwegen de bergen in.
De weg eindigt plotseling in een dorp. We zijn verkeerd gereden. Een fietser die een klein stukje dezelfde kant op moet wijst ons de weg. Op goed geluk fietsen we verder, terwijl de lucht ijler wordt. Rond de 4600 meter hoogte moet Carlo gaan lopen ik fiets nog, maar dat gaat niet veel sneller en op deze zachte modderige weg kost dat ook meer energie. Maar ik heb een enorme hekel aan lopen met de fiets in de hand en fiets tegen beter weten in door. Het gaat steeds langzamer en op 4800 meter hoogte pauzeren we. Het weer wordt slechter en we hebben niet veel tijd meer. We weten nog steeds niet of we wel op de goede weg zitten.
Op 4900 meter hoogte is er weer een splitsing. Waar moeten we nu naar toe? Er zijn veel bergen om ons heen, maar welke zal nu de Chacaltaya zijn? Plotseling zie ik op een van de besneeuwde bergen een stipje bewegen. Dat zou een skiër kunnen zijn. We mogen geen tijd meer verliezen. Als het tegen zit moeten we op 5000 meter hoogte overnachten. Uit gewichtsbesparing hebben we de tent en slaapzakken in ons hotel in La Paz achter gelaten. We volgen één van de vele wegen de berg op. Een weg kun je het al snel niet meer noemen. Op 5100 meter is ook het pad verdwenen en over de rotsblokken klauteren we verder. Dat gaat steeds moeizamer in de ijle lucht.
Bij de sneeuw aangekomen, blijkt de skihut aan de andere kant van de skipiste te liggen. Erg blij ben ik er niet mee terwijl ik probeer met de fiets door de sneeuw te lopen. Al snel glijd ik uit, maar gelukkig gaat het Carlo iets hogerop beter af. Ik volg in zijn spoor. Vaak zakken we tot aan de heupen in de sneeuw. Het is inmiddels gaan sneeuwen en koud geworden. De muts en handschoenen komen nu goed van pas. Het is natuurlijk een leuke ervaring om met de fiets de hoogste skipiste ter wereld over te steken. Toch hadden we er beter aan gedaan de normale weg te nemen.
Eenmaal in de skihut hebben we niet veel tijd meer. Ik wil ook niet lang op 5300 meter hoogte blijven en verlang naar de afdaling. Na een kop thee dalen we af. De weg aan deze kant blijkt een goede zandweg te zijn en dat is maar goed ook. Zo zijn we tenminste voor het donker in La Paz. Vlak voor zonsondergang zijn we in El Alto, het op ruim 4000 meter hoogte gelegen stadsdeel van La Paz. Het begint op te klaren en het uitzicht over het 500 meter lager gelegen centrum met de 6500 meter hoge bergen op de achtergrond is prachtig.
Voor we verder afdalen eten we wat langs de weg. Hier krijg je een eenvoudig bord eten voor fl. 1,--. In het centrum betaal je het tienvoudige. La Paz centrum is dan ook niet goedkoop in prijs-kwaliteitverhou­ding ten opzichte van Nederland. In het donker dalen we verder af. Plotseling sta ik met beide voeten op het asfalt en ligt de fiets op de grond. Ook hier zijn bananenschillen glad! Wanneer we terug in het centrum zijn is het tijd voor ons tweede avondmaal.

Regeldag

8 november
Voor we morgen naar Rio de Janeiro vliegen moeten we nog het een en ander regelen. Eerst moet Carlo naar het kantoor van American Express om zijn nieuwe cheques op te halen. Het is snel geregeld maar omdat ze geen cheques hebben met de juiste bedragen moeten we ‘s middags terugkomen. Ook moeten we langs een reisbureau om ons ticket naar Rio te bevestigen, in plaats van rechtstreeks te vliegen, maken we twee tussenlandingen. Tevens gaan we langs het postkantoor om te kijken of er nog post is en om onze brieven te posten. Op het eind van de ochtend wisselen we geld bij de bank.
Tenslotte gaan we naar het kantoor van United Airlines. Volgens reisbureau’s in Nederland, Venezuela,
Brazilië en Peru is mijn ticket van Caracas naar New York verlopen. Dit blijkt niet waar te zijn, ondanks dat de retourdatum op 1 november staat. Mijn open jaarretour blijkt nog gewoon geldig. Binnen drie minuten is alles geregeld en heb ik een nieuwe datum op mijn ticket En dat zonder enige kosten. Vooral de informatie van het reisbureau waar ik mijn ticket gekocht heb was zeer slecht. Gelukkig heb ik hun advies om even langs het consulaat van Venezuela (omweg slechts 2000 km.) te gaan om een visum te halen niet opgevolgd. Overigens had ik waarschijnlijk geen visum voor Venezuela gekregen, omdat het toch weer verlopen zou zijn tegen de tijd dat ik daar aan zou komen. Als je per vliegtuig Venezuela binnen komt heb je namelijk geen visum nodig, maar de retourdatum van het ticket mag niet later zijn dan twee maanden na aankomst in het land. Toch hebben ze me in Nederland een ticket verkocht met een retourdatum veel later dan de twee maanden na aankomst in New York werd de datum helaas aangepast.